De overtreffende trap van leegte

De Dollardpolders zijn niet aangelegd voor wandelaars, maar laat u dat niet weerhouden er een kijkje te nemen. Alles wat er staat, laat zich van veraf bewonderen en de leegte is prachtig.

Is deze omgeving wel geschikt voor wandelaars? Het is een vraag die een aantal keren tijdens de tocht vanuit Bad Nieuweschans in me opborrelt. Dat gebeurt telkens weer als na een kruising of een bocht een volgend lang recht eind voor me ligt en de kortstondige luwte van een boerderij, een stel bomen of een dijkdoorgang voorbij is.

Schouderduwend als een voetballer tegen een onzichtbare tegenstander loop ik in de richting van de dijk. De windvlagen dwingen me af en toe een pas in de berm te zetten om overeind te blijven; ik ben een schip dat zijn denkbeeldig zwaard laat zakken. Donkere luchten komen en gaan, trekken steeds op het laatste moment langszij.

Een gevoel van onaantastbaarheid dreigt, dat is natuurlijk de goden verzoeken, prompt wijst een hagelbui mij terecht. De kraag gaat omhoog, de muts omlaag, het hoofd op standje schuin, elk kiertje gedicht. De stenen striemen, flitsen in witte strepen horizontaal voorbij, zonder zwaartekracht.

LEGE BADKUIP

Kan ik wandelaars deze omgeving aanbevelen? Een gewetensvraag. Laat ik het zo zeggen: ik vind deze uithoek van Groningen prachtig, ik kom hier niet vaak, maar wel graag. Telkens opnieuw een volgende verrassende plek in deze enorme lege badkuip, een doel om op af te stevenen. Plekken die stuk voor stuk een verhaal hebben, zich staande weten te houden in deze eenzaamheid, weer of geen weer. Ik geniet, tegelijkertijd kan me ik ook voorstellen dat je hier níét wilt wandelen. De polders zijn niet voor wandelaars ingericht. Lange rechte wegen, akkers en dijken; een habitat voor respectievelijk auto’s, trekkers en kranen, niet voor de benenwagen.

Bijzonder: een route van bijna 20 kilometer en naderhand is elke bocht ingeprent, ik kan mij de tocht bij thuiskomst zo voor de geest halen. Eerst het zuur dan het zoet. Daarom niet eerst langs de Westerwoldse Aa naar Nieuwe Statenzijl. Hoe verleidelijk ook; dat fietspad bewaar ik voor het laatst. De kans is groot dat ik er dan doorheen zit, een pad met wat meer afwisseling en afleiding kan ik dan goed gebruiken. De andere looprichting dus.

NIET VOOR NIETS LANGEWEG

Eerst naar de driesprong tussen Nieuw Beerta en Drieborg, dat lange rechttoe rechtaan stuk langs de N968, die niet voor niets Langeweg als straatnaam heeft. De voorhuizen van de boerderijen worden met elke stap iets groter. Zonde trouwens, zo’n enorme schuur die op instorten staat, maar ja, kost een bom duiten, wie investeert dat in deze uithoek van het land? Dan naar Drieborg en net voor de dorpskern linksaf, zowaar een schelpenpad voor wandelaars. Het pad leidt langs de tuinen van de huizen van Oudedijk, heel intiem, bijna ongemakkelijk. De huizen hoger op de dijk zijn van oorsprong arbeiderswoningen, het contrast met de herenboerderijen is enorm, maar het uitzicht dat de bewoners hebben is even benijdenswaardig.

Het schelpenpad eindigt, de route volgt nu een schouwpad over de klei, slaat daarna met een paar haken door buurtschap Kostverloren om dan de Stadspolder in te duiken, recht op de bijbehorende dijk af. De intimiteit is verdwenen: groot, open en kaal. Maar straks in de Reiderwolderpolder leren we dat het nog groter, opener en kaler kan. Om maar niet te spreken van de Carel Coenraadpolder, die daarop volgt en die we slechts schampen. Je kunt er de trappen van vergelijking op loslaten: grootst, openst en kaalst.

Alles op zijn beurt: eerst die twee dijkdoorgangen, daartussen in de luwte van die hoek in twee dijken dat prachtige huis. Boerderijenboek Oldambt leert dat het Stadskantoor er was gevestigd. Deze polder was ooit van de stad Groningen.

GLUNDERENDE STUDENT

Over het puntje van de dijk loop ik naar Nieuwe Statenzijl, tegen de grens met Duitsland. De kwelders aan m’n linkerhand tonen hun aquarelkleuren, hun geulen, hun rommeligheid, totaal anders dan de polders rechts van me. Een groep ganzen houdt er schaft, dicht tegen de dijk. Om ze niet te laten schrikken loop ik aan de voet van de dijk verder.

,,Hé, stond jij vanochtend in de krant?”, vraag ik aan een jonge vent die met een kruisnet naar vis hengelt vanaf de hoge sluis bij Nieuwe Statenzijl. Het toeval wil dat net die dag in Trouw een reportage stond over onderzoek naar trekvissen. De student glundert van oor tot oor, zoveel herkenning. Een gesprek zit er niet in, een volgende hagelbui staat die in de weg.

Voor ik vertrek voor het laatste ‘zoete’ deel van de tocht, werp ik nog een blik op het informatiepaneel over de geschiedenis van het sluizencomplex. Een tocht terug in de tijd heb ik voor de boeg, begrijp ik. Het Nieuwe Statenzijl is van 1876, met grote verbouwingen in 1907 (van spuisluis naar schutsluis) en 1980. Straks passeer ik de plek van voorganger Statenzijl, de sluis lag ter hoogte van het gasoverslagstation, werd aangelegd in 1707. Daarvoor lag er een sluis in de Westerwoldse Aa ter hoogte van Nieuweschans, het streekje heet niet voor niets Oudezijl. Daar ga ik dan, de laatste kilometers, de wind schuin achter. Kan ik deze route aanbevelen? Ja!

Bron:
link naar open publicatie DVHN